zaterdag 12 mei 2018

Ik had vannacht een droom, die me heeft overweldigd zoals dromen dat bijna nooit doen. Het voelde totaal niet zoals mijn dromen normaal aanvoelen.
Ik was in een plaats die op mij overkwam als het Vaticaan, maar niet het Vaticaan was. Het is bijna niet te beschrijven: alsof het de substantie van het Vaticaan daar in zich droeg, maar niet echt de physieke plaats was. Ik was niet verbaasd toen ik een oude houten deur opende, en een kleine ommuurde tuin binnenliep. Ik was niet verbaasd toen er iemand met een witte, stoffen bal een spel aan het spelen was, waarbij hij de bal rustig tegen de muren ketste die hem omringden. Ik was niet verbaasd, tegen mijn over-rationele gevoel voor waarschijnlijkheid in, dat het Paus Benedictus was.
In eerste instantie maakte ik stotterend verontschuldigingen dat ik hem had gestoord, en wilde ik snel weer gaan. Hij verzocht me om te blijven. Ik zag hoe de bal eerder bijna over de muur zijn tuin in was gevlogen, toen iemand anders er in één van de naastgelegen tuinen mee speelde. Toen werd de bal op het laatste moment door een strenge hand tegengehouden, de werper met barse stem toegesnauwd. Ik wist, maar ik weet niet hoe, dat wat ik zag een herinnering van Zijne Heiligheid was. En ik ervoer wat hij erbij voelde: teleurstelling dat degene die hem 'beschermen' niet inzagen dat hij een vredig spel zeker zou waarderen.
In die ommuurde tuin wierpen we samen de bal tegen de muren. Zijne Heiligheid wees mij op een klimplant die kronkelend omhoog was gegroeid, zodat plant een soort nest-achtige vorm had voortgebracht. Als een basket, waar we de bal doorheen konden gooien. Maar de dikke takken groeiden rommelig door elkaar hem, ook boven deze 'basket'-- met als gevolg dat het heel moeilijk was om de bal er goed doorheen te gooien.
We probeerden het toch, vol enthousiasme. Ik merkte dat Zijne Heiligheid bijzonder moe werd, maar hij spoorde mij aan om niet op te geven. Ik herinner me dat ik me er op dat moment over verbaasde dat Paus Benedictus Nederlands sprak. Meteen daarna besefte ik hat hij géén Nederland sprak. En ik ook niet. Ik weet niet welke taal we spraken; alleen dat we elkaar begrepen.
Kort daarna wierp Zijne Heiligheid de bal opnieuw. Ik was ervan overtuigd dat het deze keer zou lukken. Hij had voordat hij wierp een geheimzinnige lach op zijn lippen, alsof hij me iets wilde laten zien. De bal ketste opnieuw af. Ik was enorm teleurgesteld, bijna geschokt. Toen ik me tot Zijne Heiligheid keerde zag ik hem tevreden lachen. En ik wist dat dit was wat hij mij had willen laten zien: de gefaalde poging, en zijn tevredenheid daarover.
Het is helemaal niet dat de worp moet slagen. Het is dat je poogt. Dat maakt het de moeite waard.
Zodra ik dat besefte, leek Zijne Heiligheid veel zwakker dan een moment eerder. "Het spijt mij," zei hij, of althans die gedachte bracht hij op mij over, "maar de pijn is heel erg."
Pas op dat moment besefte ik dat hij zich bewust veel sterker had gehouden dan hij was, puur om mij een ervaring, een inzicht, te schenken. En wellicht een beetje om een spel met iemand te spelen, zonder gehinderd te worden door mensen die meenden dat hij tegen zo'n activiteit in bescherming moest worden genomen. Een fijn spel is de moeite waard, zelfs als het pijn doet. En het leven is een fijn spel.
Terwijl de Paus zich op het gras liet zakken en rustte, wist ik - maar ik weet niet hoe - dat hij door de wereld heen keek, naar iets anders, voorbij de wereld. Ik kon het niet zien, maar op zijn gezicht - alle sporen van pijn verdwenen - kon ik de schoonheid gereflecteerd zien.
Ik werd wakker. Wat ik had ervaren voelde niet aan als de dromen die ik doorgaans heb. De rationele stem in mij zegt dat het absurd is, terwijl een heel ander deel zijn mij meent dat ik arrogant ben door het zelfs maar te denken-' en toch werd ik wakker met de indruk dat ik vannacht op onbegrijpelijke wijze mijn eigen dromen ben uitgewandeld, en een droom van Zijne Heiligheid ben ingestommeld. Zo voelde het. Alsof ik bij hem te gast was, en hij mij met grote warmte verwelkomde.
Het is me niet helemaal duidelijk waarom ik zo sterk de drang heb gevoeld om dit op te schrijven. Deels omdat ik bang ben dat het, in het scherpe daglicht, straks zal vervagen. Maar er zit meer achter. Dit heeft me zo geraakt dat ik er niet zomaar stil over kan zijn, alsof het niet is gebeurd. Want ik ben er van overtuigd dat het wel is gebeurd.