Nederlandse rechters straffen relatief laag. Die stelling
kan niet in redelijkheid worden weggezet als een mening, het is een feit. Toch
wordt er al jaren discussie over gevoerd, en beweren rechters zélf dat ze best
streng straffen. Laten we die discussie tot een einde brengen door de keiharde
feiten op een rij te zetten.
Tegenstanders van zwaarder straffen (waaronder het gros van
de rechters) propageren graag de mythe dat ons land een streng strafklimaat
kent. De Raad voor de Rechtspraak doet dat bijvoorbeeld hier. (Let op de
algemeenheid van de bewoordingen, het totale gebrek aan onderbouwing.) Met
verwijzing naar “onderzoek” (geen bronvermelding) wordt beweerd dat rechters
heus wel zwaar straffen:
“Uit internationaal vergelijkend
onderzoek blijkt dat Nederland binnen Europa tot de gemiddeld strenger
straffende landen behoort. De suggestie dat rechters het strafrechtelijk
verleden van verdachten niet meewegen in een nieuwe strafzaak, is niet juist.
De officier van justitie reikt dergelijke informatie in elke strafzaak aan de
rechter aan. In welke mate eerdere veroordelingen worden meegewogen, is
uiteindelijk aan de rechter.”
Laten we die beweringen eens nagaan, en de bronnen (die de
heren rechters zélf weglaten) er eens bij pakken. Een vrij recent rapport is Criminaliteit en Rechtshandhaving 2009, dat door tegenstanders van zwaarder straffen met
veel bombarie werd binnengehaald als hét bewijs van hun gelijk. Dat was echter
geheel ten onrechte: Folkert Jensma maakte al eerder gehakt van dat
fabeltje.
Uit datzelfde onderzoek blijkt nota bene dat er in ons land
ten opzichte van andere Europese landen maar weinig lichte vergrijpen voor de
rechter komen. Die zaken worden veelal anders afgedaan, bijvoorbeeld met een
schikking. En wat doen de heren rechters? Ze “bewijzen” op grond van dit
onderzoek dat ze best zwaar straffen, omdat de gemiddelde lengte van een
celstraf in Nederland niet zo heel laag ligt.
Dat is niet zo vreemd, als in buurlanden de lichte
vergrijpen (met vaak ook lichtere straffen), wél voor de rechter komen. Die
lichte straffen tellen dáár mee voor de gemiddelde straflengte (die daardoor
lager uitvalt) en hier niet. Schijn bedriegt, en de rechter heeft er duidelijk
óók een handje van!
Zelfs als we deze “truc” van de
heren rechters voor zoete koek slikken, dan nóg gaat hun stelling dat ze zwaar
straffen niet op. Nog steeds wordt per misdaad in ons land veel lager
gestraft dan in omringende landen. Onderzoeken naar strafmaat en recidive
bewijzen dat keer op keer, maar er wordt niets mee gedaan. De rechters willen
het zelf niet weten. Een streng strafklimaat? Vergeet het maar. De rechtspraak
in ons land blijft boterzacht.
Dat is niet zonder
gevolgen. De bovengenoemde onderzoeken naar strafmaat en recidive (hier en
hier te vinden) tonen een verband aan tussen lage straffen en hoge
recidive. Er blijkt tevens uit dat – anders dan in veel andere landen –
recidive niet bijzonder zwaar bestraft wordt. De leugen dat Nederlandse
rechters relatief zwaar straffen was al ontkracht. De Raad voor de Rechtspraak
claimde daarnaast dat recidive écht wel strenger bestraft wordt. Ook dat blijkt
niet waar.
Ja, de officier van
justitie reikt dergelijke informatie inderdáád in iedere strafzaak aan de
rechter aan. Maar zoals men al tussen neus en lippen door toegaf: “In
welke mate eerdere veroordelingen worden meegewogen, is uiteindelijk aan de
rechter”. Resultaat is dat het criminele verleden van een
verdachte doorgaans niet of nauwelijks wordt meegewogen.
Voor een tweede of derde
misdrijf wordt vaak wel een iets hogere straf opgelegd, maar van een
structurele strafverhoging is geen sprake. De absurditeit dat criminelen bij
“goed gedrag” (lees: min of meer standaard) na twee derde van hun straf al
worden vrijgelaten, maakt dit probleem nog veel ernstiger.
Misdaad wordt beloond als
het niet (voldoende) bestraft wordt. De mogelijke opbrengsten van een grote
diefstal gaan dan al snel opwegen tegen de mogelijke straf. We kunnen het
huidige, milde strafklimaat in Nederland dan ook gerust een aanmoedigingsbeleid
voor de misdaad noemen. Onze rechters leven in veelal in een ivoren toren, ver
weg van de praktijk. Ze hebben er werkelijk geen benul van dat hun zachtaardige
utopisme letterlijk over lijken gaat. Criminelen worden er niet genoeg door bestraft,
waardoor misdaad blijft lonen. De slachtoffers staan in de kou, ongezien door
de heren rechters.
Het roer moet om. Van de
rechterlijke macht hoeven we geen plotseling inzicht te verwachten, dus het is
aan de volksvertegenwoordiging om een écht streng strafklimaat af te dwingen.
Niet onmenselijk streng, maar genoeg om te zorgen dat misdaad niet kan lonen.
Dit is te bereiken door een aantal fundamentele hervormingen in het strafrecht.
Ten eerste. Voer
minimumstraffen in. Niet alleen voor de meest zware wandaden, maar voor alle
misdrijven. Er geldt nu al voor ieder misdrijf een maximumstraf. Leg simpelweg
vast dat de rechter verplicht is om ten minste de helft van dat maximum op te
leggen. Let wel: als er sprake is van verzachtende omstandigheden, gaat dat
minimum natuurlijk niet op.
Ten tweede.
Verdubbel de strafmaat in geval van recidive binnen vijf jaar. Op diefstal
staat ten hoogste vier jaar. Maak daar bij recidive dus automatisch acht
van, bij een derde vergrijp zestien, etc. etc. Laat die verdubbeling voor alle
misdrijven gelden. Op huisvredebeuk staat maximaal zes maanden, maar als het
binnen vijf jaar na bijvoorbeeld een diefstal geschiedt, wordt dit maximum een
jaar. Ook hier geldt dat de regel niet op hoeft te gaan als er sprake is van
verzachtende omstandigheden.
Ten derde. Verplicht
rechters om bij ernstige gewelds- en zedendelicten (bijvoorbeeld moord of
verkrachting) de recidiveregel verzwaard toe te passen: bij een tweede misdrijf
in deze categorie (bijvoorbeeld een moord nadat men al eerder was veroordeeld
voor verkrachting) moet een dader automatisch levenslang krijgen. Waar het gaat
om de meest zware misdrijven is het niet méér dan gepast dat we de samenleving
op deze wijze beschermen.
Ten vierde. Schrap
artikel 15 tot en met 15l uit het Wetboek van Strafrecht. Deze artikelen
regelen dat misdadigers bijna standaard na twee derde van hun straf op vrije
voeten worden gesteld. De straf die wordt opgelegd, moet de straf zijn die
wordt uitgezeten.
Ten vijfde. Verdeel
misdrijven (in ieder geval de meest voorkomende) in strafcategorieën, naar
zwaarte. In een aantal landen, zoals de VS, maakt men al onderscheid
tussen bijvoorbeeld “larceny” (diefstal) en “grand larceny” (grootschalige
diefstal). Dat moeten we in Nederland óók invoeren. Het stelen van een auto
blijft dan een misdrijf (maximaal vier jaar, minimaal twee), maar het stelen
van een kauwgombal kunnen we als overtreding afdoen (vaak bestraft met een
boete, en de minimumstraffen zijn er niet op van toepassing).
Met de zes bovenstaande maatregelen scheppen we een streng maar rechtvaardig strafklimaat. Dit zal potentiële misdadigers afschrikken en gedetineerden leren dat misdaad niet loont. Wie logisch redeneert, zal concluderen dat de misdaad hierdoor zal afnemen. Wie criminelen niet wil bestraffen, zorgt er eigenlijk voor dat de hele maatschappij wordt bestraft met hoge misdaadcijfers. Om de samenleving daar tegen te beschermen, moeten de straffen strenger worden – want de misdadigers verdienen de straf, en niet de slachtoffers.
Dit artikel is origineel verschenen op de website van Liberale Media, en later gepubliceerd in Trouw.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten