Eerder deze maand is een nieuw epistel verschenen in een lange reeks van werken die we zouden kunnen beschrijven als atheïstische apologieën. Dat wil zeggen: schrijfsels die het atheïsme verdedigen en bepleiten, en doorgaans religie aanvallen. Atheïsme is tegenwoordig hip, en voor het eerst in de geschiedenis verschijnen dit soort atheïstische apologieën dan ook op grote schaal. Voor het eerst in de geschiedenis vindt het atheïsme relatief breed draagvlak onder de bevolking (in de Westersche wereld, althans).
Het opvallende is nu juist dat het eerder deze maand uitgebrachte boek—genaamd Battling The Gods—als centrale stelling heeft dat atheïsme in de oudheid óók al zo’n breed draagvlak genoot, en dat een gepostuleerde atheïstische traditie in Hellas en Rome min of meer is uitgeroeid door het “onverdraagzame” Christendom.
Laat ik er geen doekjes om winden: dat is klinkklare onzin. Er klopt geen snars van. En daarin kunnen wij meteen het grote probleem ontwaren dat voortdurend kleeft aan de atheïstische beweging: het gaat om personen die beweren dat zij (religieus) “dogma” willen bestrijden en de harde feiten als uitgangspunt nemen… maar dat is niet wat zij eigenlijk doen. Zij zijn dogmatisch op hun eigen manier, en zijn ook niet vies van geschiedsvervalsing om de historische rol van het atheïsme even wat mooier te doen lijken dan deze daadwerkelijk was.
Het is absoluut niet mijn bedoeling om in dit artikel stelling te nemen inzake de discussie omtrent geloof en ongeloof. Het gaat mij hier om de manier waarop deze discussie gevoerd wordt. De atheïstische beweging kenmerkt zichzelf vrij stelselmatig als “progressief”, en is daardoor verwoven met andere progressieve stromingen binnen de maatschappij. Juist binnen dat brede progressieve kader ontstaat de laatste jaren steeds meer een ongezond dogmatisme, waarbij gekrenkte gevoelens zwaarder wegen dan harde feiten. (Een willekeurig voorbeeld: het feit dat er meer blanke slaven zijn afgevoerd door Noord-Afrikaanse moslims dan er zwarte slaven zijn gehouden door blanken mag niet genoemd worden in progressieve kring. Het is een keihard feit, maar wie het aankaart wordt meteen uitgemaakt voor racist.)
In progressieve kring is politieke correctheid belangrijker dan waarheidsvinding. De zelfverklaarde progressieven van de atheïstische beweging gaan steeds meer mee in dit dogmatische aspect van hun sociaal-culturele omgeving. Het boek Battling The Gods is daarvan een duidelijk voorbeeld. Het boek verdraait de historische werkelijkheid totaal, om maar een beeld te kunnen schetsen dat in het atheïstische narratief past. Een doodzonde voor een historicus— en de autheur, Tim Whitmarsh, is professor Grieksche Cultuur aan St John’s College (Universiteit van Cambridge). Dat is een positie waar een mate van professionaliteit bij hoort, en professor Whitmarsh doet zijn positie ernstig te kort.
De professor beoogt, zo zegt hij zelf, met zijn boek twee “aannamen” weerleggen: ten eerste het idee van religieuze universalisme, en ten tweede het idee dat atheïsme pas in de moderne tijd een breed gedragen stroming is geworden. Over dat eerste punt wil ik hier niet twisten. Het idee van religieus universalisme houdt in dat religie de natuurlijke houding van de mens is, dat mensen een aangeboren hang tot geloof hebben, en dat atheïsme daarop een (onnatuurlijke?) uitzondering is. Dat debat loopt volop, en beide kampen trachten via wetenschappelijke onderzoek aan te tonen of geloof al dan niet een aangeboren neiging is.
Whitmarsh voegt aan dat debat gewoon weinig toe (zeg maar: niets) omdat hij zijn mening dat religie is aangeleerd (en dus niet aangeboren) en dat atheïsme onze “natuurlijke” houding is gehéél baseert op zijn eigen stelling dat atheïsme floreerde in de oudheid, en breed werd gedragen. Dat zou volgens hem bewijzen dat atheïsme net zo natuurlijk is als geloof. Een klein probleem: die tweede stelling van hem, dat atheïsme niet alleen tegenwoordig maar ook in de oudheid al brede aanhang genoot, is volledig incorrect.
Whitmarsh bezondigt zich aan selectief winkelen om zijn stelling te onderbouwen. Hij doet alsof atheïsme heel populair was in de oudheid. “[E]arly societies were far more capable than many since of containing atheism within the spectrum of what they considered normal,” schrijft hij. “Believers talk about atheism as if it’s a pathology of a particularly odd phase of modern Western culture that will pass, but if you ask someone to think hard, clearly people also thought this way in antiquity.”
Hij haalt voorbeelden aan: denkers die (schijnbaar) atheïstische gedachten hadden. Hij rukt die gedachten wel steevast uit hun context. Meestal ging het niet om atheïsten, maar om denkers die twijfelden aan de gangbare representatie van de goden. Whitmarsh is zo iemand die iedereen die God niet definieert als “een man met een witte baard op een wolk” zou aanhalen als voorbeeld van “atheïsme”. En dat gaat natuurlijk nogal mank. Veel van de denkers die hij (selectief) citeert waren helemaal niet atheïstisch, maar heterodox gelovig, of hoogstens agnostisch.
Vanzelfsprekend waren er wel atheïsten in de oudheid. Niemand ontkent dat. Maar Whitmarsh begaat bij het beschrijven van hun vermeende populariteit een nog veel grotere zonde dan selectief winkelen: hij gaat nu gewoon zonder bewijs speculeren, en presenteert zijn gedachtespinsels als waren het feiten. Hij stelt dat atheïsme in de Grieksche stadstaten “doorgaans” werd getolereerd, hij stelt dat er zelden wetten waren om atheïsten te vervolgen, en hij concludeert op basis van die stellingen dat atheïsme draagvlak genoot.
Een les die alle atheïsten eens goed moeten onthouden: absentie van bewijs is geen bewijs van absentie.
Om te beginnen stelt Whitmarsh zelf dat Griekenland een fundamentele diversiteit genoot, daar het gebied uit meer dan duizend autonome poleis bestond. Van de samenleving, de normen en de wetten van de meeste van die steden weten wij akelig weinig. Omdat er weinig specifieke voorbeelden van atheïstenvervolgingen bekend zijn stelt Whitmarsh dat atheïsme “doorgaans” werd getolereerd. Het kan net zo goed bewijs zijn dat atheïsme gewoon nauwelijks voorkwam. Dat er weinig voorbeelden van wetten tegen atheïsme waren kan evenzeer op meerdere manieren uitgelegd worden. Daar komt bij dat er in de heterodoxe Grieksche beschaving sowieso weinig wetten waren om privaat religieus gedrag te reguleren. Er waren op enig moment meer dan tienduizend locale culten actief! Natúúrlijk waren er geen wetten op dat gebied! Religie was een private aangelegenheid, en het stadsbestuur ging enkel over de belangrijke festivals ter ere van de meest prominente goden.
Op basis van de bekende feiten lijkt het er vooral op dat het oude Griekenland duidelijk heel tolerant was op religieus vlak, en dat atheïsten ook werden getolereerd. Maar meer dan een handjevol atheïstische philosophen waren er echt niet. Whitmarsh doet alsof het bestaan van deze denkers automatisch impliceert dat zij veel volgelingen hadden, en dat hun volgelingen hun atheïsme deelden. Dat is bewezen onjuist: de bekendste “atheïstische” denker, Epikouros, had een flink aantal volgelingen… maar niets duidt erop dat die volgelingen zijn atheïsme deelden. Zij vonden zijn gedachtegoed zeker interessant, maar juist de heterodoxe aard van de Grieksche samenleving ( “The idea of a priest telling you what to do was alien to the Greek world,” schrijft Whitmarsh zelf) betekende dat zij niet al zijn ideeën hoefden te omarmen. Hier komt nog bij dat Epikouros geen echte atheïst was: zijn eigen mening was dat de goden bestonden, maar machteloos waren en geen invloed op de physieke wereld uitoefenden.
Het narratief van professor Whitmarsh vertoont ernstige gebreken. Ja, er was gedurende de Grieksche oudheid inderdaad geen religieuze orthodoxie, en er waren ook denkers die het bestaan van goden (of in ieder geval van de toen en daar doorgaans aanbeden goden) ontkenden. Maar de conclusie dat dit “dus” heel normaal was is compleet onzinnig. Atheïsme werd voor zo ver wij weten niet stelselmatig vervolgd of bestraft, maar het werd ook niet breed omarmd. Integendeel: we zien vaker indicaties dat het in het oude Griekenland als belachelijk werd beschouwd. Als het al werd beschouwd, want het was naar alle waarschijnlijkheid een marginaal randverschijnsel.
Whitmarsh wil deze feiten liever niet onder ogen zien. Hij liegt liever. Hij verzint dingen, hij verdraait feiten, hij rukt uitspraken uit hun context… allemaal om zijn eigen verhaal kracht bij te zetten. En allemaal in strijd met de waarheid. Hoe dogmatisch! De meest perverse leugen komt echter pas in het laatste deel van zijn boek. Dan wil hij namelijk “uitleggen” waarom die (vermeende) atheïstische traditie toch zo helemaal is verdwenen. Wellicht kunt u het al wel raden: het is allemaal de schuld van het Christendom. De polytheïstische samenlevingen van de oudheid werden verdrongen door de monolithische Kerk. Voordat Rome het christendom omarmde was atheïsme daar ook normaal (stelt Whitmarsh), maar zodra de Kerk de macht kreeg werden alle heidenen genadeloos onderdrukt.
Het is waar dat het Christendom gedurende de eerste eeuwen van haar bestaan niet heel tolerant was, en heel wat traditie en erfgoed van de oudheid heeft vernield. Maar de specifieke beschuldiging dat het Christendom het atheïsme heeft uitgebannen is nu juist niet waar. Het waren namelijk juist de pre-Christelijke Romeinen die een pesthekel aan vermeend atheïsme hadden ontwikkeld, omdat zij de Keizer tot de spil van de Religio Romana hadden gemaakt. Hij was de levende verbinding tussen het stoffelijke en het goddelijke… en iedereen, welke goden hij al dan niet getrouw was, moest de Keizer religieus vereren. Eén van de redenen dat er zo veel Christenen werden vermoord in Rome was het feit dat Christenen deze verering van de Keizer verwierpen. Saillant detail: Christenen geloofden in één god, en hadden een leeg altaar in hun kerken staan. De polytheïstische Romeinen begrepen daar niets van, en zagen dit aan voor een soort “aanbidding van het niets”.
Ja, exact. De Romeinen zagen de Christenen aan voor… atheïsten! En met die aanklacht tegen zich werd menig Christen omgebracht. Een virulente haat jegens atheïsme was eerder onderdeel van de Religio Romana dan van het Christendom. Tim Whitmarsh heeft niet alleen de Grieksche geschiedenis zéér selectief geïnterpreteerd, hij heeft ook nog eens de Romeinsche geschiedenis totaal verkéérd geïnterpreteerd. Alles om maar binnen zijn eigen narratief te blijven: de polytheïstische culturen van de oudheid waren tolerant, het Christendom is intolerant, vroeger was atheïsme heel normaal, en het is allemaal de schuld van het Christendom dat het is verdwenen!
Die visie wordt door Christendom-hatende atheïsten gretig opgelepeld, ook al klopt er niets van. Het zal geen toeval zijn dat Whitmarsh zijn boek op deze manier heeft geschreven: dit verkoopt. Atheïsme is, zoals eerder gesteld, tegenwoordig gewoon “hip”. Een boek schrijven dat het atheïsme verheerlijkt en het Christendom afbrandt is gewoon goed voor de kassa. Eén ding is echter zeker: in de oudheid zou dit verhaal géén bestseller zijn. De huidige populariteit van het atheïsme is puur een aspect van de moderniteit. In iedere samenleving op enig punt vóór de Fransche revolutie zou een propagandist van het atheïsme zonder aarzeling worden ingedeeld bij de gekkies en de warhoofden. Ik wil geen algemene uitspraken doen over atheïsten, maar Tim Whitmarsh hoort zonder meer thuis in die kategorie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten