Het presidium van de Tweede Kamer laat even een proefballonnetje op. Helaas is het een ballonnetje volgepompt met het staatsrechtelijke equivalent van gifgas.
Oké, dat klinkt vrij dramatisch, maar in dit geval is dat ook wel terecht. Want wat is er nu aan de hand? Naar aanleiding van de "toenemende fragmentatie in de politiek" stelt het presidium voor dat het voor Tweede Kamerleden die zich afsplitsen van hun eigen fractie onmogelijk moet worden om daarna een nieuwe fractie te beginnen. Naast zo'n verbod op het vormen van nieuwe fracties stelt het presidium nog meer veranderingen voor, zoals het inperken van de spreektijd voor Kamerleden, en het aantal mondelinge vragen dat mag worden gesteld.
Volgens het presidium kan dat allemaal heel gemakkelijk, en zelf zonder wetswijzigingen. Een "simpele aanpassing" van artikel 12 van het reglement van orde van de Kamer zou volstaan. Er is maar één bezwaar, en daar heeft het presidium het liever maar niet over: het hele plan is namelijk volstrekt ongrondwettelijk.
In de Grondwet komen politieke partijen helemaal niet voor. Volgens de Grondwet worden alle Kamerleden op persoonlijke titel gekozen. Kandidaat-Kamerleden kunnen zich vrijwillig verbinden op kieslijsten, maar daar zitten geen verplichtingen aan. Iedereen die is gekozen heeft een persoonlijk recht op zijn of haar zetel.
In de tijd van Thorbecke, toen de basis van ons huidige stelsel werd gelegd, bestonden er helemaal geen politieke partijen. Volksvertegenwoordigers werden inderdaad met individueel mandaat verkozen, en vormden in de Kamer losse groeperingen (liberalen, sociaaldemocraten, conservatieven, etc.), die geen vaste vorm kenden. Er waren geen vaste coalities. De koning wees een premier aan waar hij vertrouwen in had, en deze zocht voor ieder wetsvoorstel een aparte meerderheid. De ene dag verenigde hij liberalen en protestanten, de volgende dag zocht hij op een heel ander dossier steun van de katholieken of de radicalen.
Het huidige rondje paniekvoetbal van het presidium aangaande de "fragmentatie" van de Kamer is dan ook onzin. Vroeger waren er geen fracties, en ging samenwerken toch prima. Sterker nog: partijen zijn eigenlijk juist een hindernis voor goede samenwerking. Individuele partijleden willen vaak graag samenwerken, maar de starre fractiediscipline staat dit niet toe. Het ware probleem is dan ook zeker niet de fragmentatie, maar juist de blokvorming die is ontstaan door de gevestigde partijen.
Officieel wordt een volksvertegenwoordiger ook vandaag nog op persoonlijke titel gekozen, en stemt hij naar eigen inzicht. In de praktijk zijn ze allemaal afhankelijk van de partij om een zetel te winnen, en dus bepaalt ook “de partij” hoe er gestemd wordt. De Nederlandse politiek bestaat dan ook uit een beperkt aantal starre blokken. Er is geen tot weinig ruimte voor flexibiliteit. Doctrinaire partijpolitiek maakt gezonde hervormingen onmogelijk. Daarom is het zo bizar dat de “oplossing” van het presidium neerkomt op: méér macht naar de gevestigde partijen!
Of bizar? Nou ja; pervers. Want heel verrassend is het niet. Het presidium bestaat immers uit vertegenwoordigers van de grote, gevestigde partijen. Die willen de “kleintjes” liever uit de markt drukken. Deze “oplossing” geeft de grote partijen nog veel meer macht, en maakt afwijken van de partijlijn eigenlijk onmogelijk. De partijen kunnen Kamerleden met een geweten, die de partijlijn bekritiseren, dan zonder poeha van hun zetel beroven. Dat is doodeng.
Indien we een echte oplossing willen, moeten we precies het tegenovergestelde doen van wat het presidium heeft voorgesteld. We moeten de partijen hun onevenredig grote macht ontnemen. In Elsevier legde Syp Wynia van de week de vinger precies op de zere plek:
“Als het kiesrecht al moet worden herzien, dan zou juist de relatie van de kiezer met de volksvertegenwoordiger moeten worden versterkt. Een stelsel waarin een partij een Kamerlid naar believen uit de volksvertegenwoordiging kan zetten of zijn terugkeer kan blokkeren, is geen democratie, maar een particratie. En zo'n particratie, daar lijkt de Nederlandse democratie nu al te veel op.”
Het is inderdaad de particratie die ons stelsel verwoest heeft. Alle scherpe randen worden “weggepolderd” door partijen als de VVD en de PvdA, die eigenlijk inwisselbaar zijn. Steeds minder mensen voelen zich daarom betrokken bij politieke kwesties. Bij verkiezingen komt een steeds kleiner deel van de bevolking nog maar opdagen. Men voelt zich in de steek gelaten. Onvertegenwoordigd. Echte keuzes zijn er toch niet.
Wel, hoe brengen we daar verandering in?
Ik zou het volgende voorstellen: verwerp het systeem van proportionele representatie. Dat systeem is gunstig voor grote machtsblokken, en dodelijk voor afwijkende inzichten. Laat onze volksvertegenwoordigers hun zetels verwerven per voorkeursstemming. Dat werkt zeer eenvoudig: de honderdvijftig mensen die bij de landelijke verkiezing de meeste stemmen ontvangen krijgen een zetel – ongeacht op welke lijst ze staan, of welk nummer ze op die lijst hebben.
Deze direct gekozen Kamerleden zitten daar geheel op eigen titel, kunnen samenwerken, maar hoeven dat niet. Wanneer een Kamerlid om welke reden dan ook afhaakt is de vrijgevallen zetel niet “voor de partij”, maar voor de eestvolgende persoon qua behaalde stemmen bij de vorige verkiezingen. Partijlijsten spelen geen rol meer. Enkel het aantal stemmen op een persoon is van belang.
Op deze manier komt de hoofdrol weer vrij voor wie hem echt verdient: de individuele volksvertegenwoordiger, die naar eer en geweten de belangen van zijn kiezers behartigt. De burger kan zijn stem geven aan de persoon die hij het meest vertrouwt, en wiens visie hem écht inspireert. Bij een partij blijft dat eigenlijk altijd een algemeenheid; deze hervorming zal de democratie weer persoonlijk maken.
De fractiediscipline zal dan verdwijnen als sneeuw voor de zon. Nu is het makkelijk af te dwingen: zelfs een inspirerend politicus kan het niet rooien zonder zich bij een partij aan te sluiten: anders maakt hij nauwelijks serieuze kans op een zetel. Bij verkiezing door voorkeursstemming wordt dat een heel ander verhaal. Het is goed voorstelbaar dat de politieke partijen geheel naar de achtergrond verdwijnen, of zelfs worden opgeheven. Als vertegenwoordigers kunnen stemmen naar eigen inzicht, en daarbij alleen verantwoording verschuldigd zijn naar hun kiezers, wordt het heel vanzelfsprekend dat er per onderwerp naar samenwerking met gelijkgestemden wordt gezocht. Zo kan er voor ieder voorstel naar een unieke meerderheid worden gezocht, die totaal niet gebonden is aan de huidige partijlijnen.
We gaan op dat vlak dus terug naar de tijd van Thorbecke: in plaats van partijen zullen we een aantal losse stromingen zien: veel politici zullen zich blijven identificeren als bijvoorbeeld “liberaal” of “sociaaldemocraat”, maar hun mening kan en zal ook onderling verschillen. De ene liberaal stemt vóór een bepaalde wet, een andere liberaal stemt tegen. Dit geeft een vrijheid aan de politiek die we ons op dit moment nauwelijks kunnen voorstellen. De rechtlijnige vaargeulen van ons partijenland worden vervangen door de soepele bochten van een stromenland, met allerlei individuele vertakkingen. Dáár is ruimte voor inspiratie.
In zo’n stromenland zijn vaste coalities niet meer nodig. Een coalitie bestaat om een meerderheid van zetels te scheppen. Zonder fractiediscipline gaat die vlieger sowieso niet op. Voor het goedkeuren van voorstellen zal iedere keer een meerderheid gevonden moeten worden vanuit de honderdvijftig zelfstandige, onafhankelijke Kamerleden, die ieder voorstel toetsen aan hun eigen principes. De politiek zal weer flexibel zijn, en de persoonlijke band tussen kiezer en vertegenwoordiger zal hersteld worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten