donderdag 19 juli 2012

Twee Revoluties

Waarom ik de Verenigde Staten bewonder en Frankrijk minacht

Iedereen die mij een beetje kent, weet dat ik dol ben op de Verenigde Staten – en dat ik een hekel heb aan Frankrijk. Nu heeft volgens mij iedereen wel favoriete landen, en hebben de meeste mensen ook wel één of twee landen waar ze bepaald niet van gecharmeerd zijn. Dat kan met van alles te maken hebben: het weer, de taal, de mensen die er wonen… noem maar op.

Mijn afkeer van Frankrijk heeft met dat alles echter niets te maken. Het weer is er doorgaans stukken beter dan in Nederland, de taal (hoewel Romaanse talen niet mijn sterkste kant zijn) klinkt beslist niet slecht, en Fransen zijn voor zo ver ik weet ongeveer net zo vriendelijk of onvriendelijk als de rest van de wereld. Nee, mijn hekel aan Frankrijk heeft een heel andere oorzaak, en het is tijd om dat eens uiteen te zetten. Waarom tenslotte niet?

Ik heb moeite met het fundamentele idee waar het moderne Frankrijk op stoelt; mijn afkeer van het land is van een filosofische aard. De reden waarom ik de VS zo bewonder is precies de reden waarom ik Frankrijk zo minacht. Beide landen zijn onherroepelijk gevormd door hun revoluties in de 18de eeuw: de één ten goede, de ander ten kwade. Allebei de revoluties zijn mogelijk gemaakt door de filosofische en maatschappelijke wedergeboorte van het Westen die we de Verlichting noemen.

In de VS hebben de opstandelingen hun uiterste best gedaan om het Verlichtingsideaal in de praktijk te brengen. Ze beriepen zich al vanaf het begin vooral op John Locke, de “Vader van de Verlichting”. De intellectuele leider van de Amerikaanse vrijheidsstrijd, Thomas Jefferson, kan worden gezien als de geestelijke erfgenaam van Locke: hij heeft diens denkbeelden verder uitgewerkt, geperfectioneerd, en vervolgens in de praktijk gebracht. In zijn Second Treatise of Government (1689) schreef Locke:

“The state of nature has a law of nature to govern it, which obliges every one: and reason, which is that law, teaches all mankind, who will but consult it, that being all equal and independent, no one ought to harm another in his life, health, liberty, or possessions.”

Dit cruciale denkbeeld – dat mensen fundamenteel het recht hebben om hun leven vrij en ongestoord te leiden, en dat de enige beperking van die vrijheid de plicht is om anderen dezelfde vrijheid te gunnen – is de basis van de Verlichting. Het is de kern van de filosofie die John Locke aan de wereld naliet, en het is het fundament waarop Jefferson en zijn metgezellen de Verenigde Staten hebben gebouwd. Life, and Liberty, and the pursuit of HappinessHet onafhankelijke Amerika was bedoeld als de manifestatie van dat éne idee: de vrije mens, die niet door de wil van een ander gedwongen kan worden.

Dan Frankrijk. Een decennium later vond daar óók een omwenteling plaats, eveneens gevoed door de energie die de Verlichting had vrijgemaakt. Maar deze revolutie kreeg al snel een heel andere vorm, die niets meer met het ideaal van persoonlijke vrijheid te maken had. In de Franse revolutionaire beweging was een heel andere onderstroom aanwezig, die zich niet richtte op de zelfbeschikking van vrije mensen, maar op de “collectieve wil” van de gemeenschap. Wat hier vorm kreeg was niet een staat gestoeld op de visie van Locke, maar een land in de geest van Jean-Jacques Rousseau.

Het was Rousseau die de Volonté Générale had bedacht: de Algemene Wil. De wil van de groep als geheel, waar het individu zich naar zou moeten voegen. Het belang van het individu, schreef Rousseau, is onbelangrijk en ondergeschikt aan het belang van de gehele groep. Alle mensen moesten zichzelf in zijn visie ondergeschikt maken aan het algemeen belang – en wie dat weigerde, zou daartoe gedwongen moeten worden.

Waar Locke en Jefferson juist de nadruk legden op de vrije mens, die niet gedwongen mag worden, was voor Rousseau de toepassing van dwang een essentieel element van de samenleving. Hij bedeelde een totalitaire macht toe aan de staat, die met deze macht iedereen zou moeten dwingen om het algemeen belang te dienen. Maar wie bepaalt wat dat algemene belang is? Ook dat zou de staat moeten doen, vond Rousseau. Hij was echter bang dat als het volk een volksvertegenwoordiging of een regering zou kiezen, deze enkel “de optelsom van de meeste particuliere belangen” zou dienen. Om die reden was Rousseau een tegenstander van iedere vorm van volksinspraak in de regering. Zoals hij in zijn boek Du contrat social (1762) schreef:

“Soevereiniteit laat zich niet vertegenwoordigen, om dezelfde reden dat  zij ook niet ontvreemd kan worden. Zij bestaat in haar diepste wezen in de algemene wil, en die wil kan niet vertegenwoordigd worden. Zij is het of het is iets anders. Een tussenweg bestaat niet.”

In feite pleitte Rousseau voor een “verlichte” dictatuur. Waar de revolutionairen in de VS alles hadden gedaan om tirannie af te werpen, wilde Rousseau het opnieuw verankeren. De dictator moest geen koning meer zijn, maar de meest “geschikte” leider. Zijn legitimiteit moest niet meer van God komen, maar uit de Algemene Wil. Dat illustreert nog een verschil: John Locke was de eerste filosoof die helder uiteenzette dat een volk altijd in opstand mocht komen tegen een despoot. Ook op dit visionaire beginsel, dat Locke het “Right of Revolution” noemde, beriepen de opstandelingen in de VS zich.

Rousseau, daarentegen, vond dat als een leider regeerde namens de Algemene Wil het volk deze leider altijd zou moeten gehoorzamen. Hun individuele belangen deden er immers niet toe: het ging enkel om de Algemene Wil. Kortom: de dictator heeft altijd gelijk.

In de VS werden de denkbeelden van Locke door Jefferson verwezenlijkt. In Frankrijk werden de ideeën van Rousseau in de praktijk gebracht door Maximilien de Robespierre. Deze revolutionair vond in de werken van Rousseau zijn grote bron van inspiratie, en maakte het zijn doel om deze plannen uit te voeren. Het is hem gelukt, en de gevolgen staan bekend als de Terreur. Als feitelijk dictator van Frankrijk legde Robespierre het hele land de “Algemene Wil” op – althans, hij legde zijn wil op, en hij verklaarde dat dit de wil van de samenleving was.

Natuurlijk mocht niemand, geheel conform Rousseau, zich daar tegen verzetten. Iedereen die volgens Robespierre een vijand van de staat was werd ter dood gebracht: de guillotine draaide overuren, tot de straten rood waren van bloed. Dit alles geheel in tegenstelling tot de Amerikaanse revolutie. Het enige bloed dat dáár vergoten was, was het bloed van de soldaten in de onafhankelijkheidsoorlog. Toen de vrijheid eenmaal gewonnen was, was de revolutie voltooid en daarmee hield het bloedvergieten op. In Frankrijk begon het toen pas.

Het essentiële verschil was dat in de VS de mens centraal stond, en in Frankrijk de staat. Thomas Jefferson zei ooit: “When governments fear the people, there is liberty. When the people fear the government, there is tyranny.” De zeer verschillende gevolgen van de Amerikaanse en Franse revoluties bewijzen zijn gelijk. Frankrijk werd een land in de ban van de Almachtige Staat – en dat was precies wat Rousseau en Robespierre ook wilden.

De politieke organisatie waar Robespierre toe behoorde (en die hij later leidde), de Club der Jacobijnen, was er specifiek op gericht om de overheid de almacht te geven. Het grote succes van dat streven blijkt wel uit de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger, een fundamentele tekst over de postrevolutionaire samenleving van Frankrijk – die nu nog steeds geldt als essentieel document van de Franse staat. Het derde artikel luidt: “De oorsprong van iedere soevereiniteit ligt wezenlijk bij de Natie. Geen instantie, geen individu kan gezag uitoefenen dat daar niet uitdrukkelijk uit voortkomt.”

Het moge duidelijk zijn: één van de fundamenten van het moderne Frankrijk is dat het individu altijd ondergeschikt is aan de gemeenschap (het volk, de natie, het land) als geheel. Amerika stoelt op de onwrikbare waarheid dat ieder mens vrij geboren wordt. Frankrijk stoelt op het idee dat alle vrijheid van de staat komt… een ook door de staat weer afgepakt kan (en mag) worden. De VS en Frankrijk werden op deze manier elkaars tegenpool: twee experimenten in radicale verandering, de één gericht op individuele vrijheid, de ander op totalitaire staatsmacht.

Natuurlijk zijn er in beide landen op ieder tijdstip meerdere stromingen geweest, die verschillende doelen nastreefden. Het Amerika dat nu bestaat is (helaas) ook niet meer het land dat Jefferson voor ogen had. Het Frankrijk van tegenwoordig is (godzijdank) niet de totalitaire staat van Robespierre. Deze twee mannen zijn echter wel in de meest fundamentele zin de ideologische vaderfiguren van hun respectievelijke samenlevingen. De verschillen tussen deze twee filosoof-staatsmannen illustreren het fundamentele verschil tussen de VS en Frankrijk.

Jefferson was van mening dat een land zo lokaal mogelijk bestuurd moest worden (om de politici dichter bij de burgers te brengen die ze vertegenwoordigden). De overheid moest zo min mogelijk macht hebben, en zich enkel met defensie, politie, justitie en buitenlandse zaken bemoeien. Er moest een absolute vrijheid van godsdienst zijn. Opvoeding en scholing zou vrij moeten zijn, en niet door de staat in een keurslijf moeten worden gestopt.

Ook vond Jefferson het geweldig dat iedereen vrijelijk zijn mening kon geven over ieder onderwerp. Toen Jefferson president was, ontving hij een Duitse diplomaat. Deze zag dat op het bureau van Jefferson diverse kranten lagen, waarin politieke vijanden van Jefferson opriepen om de president op te hangen. Verbijsterd vroeg de diplomaat of Jefferson al bevel had gegeven om deze misdadigers te laten arresteren. Jefferson zei kalmpjes dat hij zeer blij was dat deze teksten over hem, de president, werden geschreven. Het herinnerde hem er iedere ochtend aan dat hij nog steeds in een vrij land leefde.

Robespierre was in alles het tegenbeeld van Jefferson. Hij vond dat de staat volledig centraal bestuurd moest worden, en dat vertegenwoordiging (zoals Rousseau ook al zei) helemaal niet wenselijk was. Ook moest de staat almachtig zijn, en zich met ieder onderwerp bemoeien, om zo het algemeen belang te dienen. Zo vond Robespierre dat alle regionale talen verboden moesten worden, omdat Frankrijk “één en ondeelbaar” moest worden. Ook maakte de staat onder zijn bewind allerlei wetten die de maatschappij moesten reguleren: er kwam een wettelijk minimumloon, de overheid stelde allerlei regels en eisen aan bedrijven, en er kwam voor veel producten een vaste verkoopprijs waar ondernemers niet vanaf mochten wijken.

Het christendom werd verboden (de eigendommen van de kerk werden door de staat afgepakt, monniken die zich verzetten werden vermoord); in plaats daarvan kwam er een cultus die het bestaan op aarde vereerde. In de praktijk kwam dit neer op een religie die de overheid heilig verklaarde. Dit werd ook doorgevoerd in het onderwijs: scholing moest “in het teken staan van de revolutie”. Over meningen was Robespierre ook heel duidelijk: iedereen had recht op zijn mening. Dat was immers de Algemene Wil. Wie daar vanaf week was een vijand van de staat, en werd ter dood gebracht. Op die manier werd iedereen er elke dag aan herinnerd dat men niet in een vrij land leefde.

Met Robespierre zelf liep het, zoals bekend, slecht af. Uiteindelijk werd hij zo radicaal dat zelfs zijn meest trouwe medestanders hun leven niet meer zeker waren. Ze pleegden een staatsgreep en Robespierre werd ter dood gebracht zoals hij zelf talloze mensen ter dood had gebracht: onder de guillotine. De revolutie verviel uiteindelijk in chaos, en dat stelde de ambitieuze generaal Napoleon Bonaparte in staat om de macht te grijpen. Waarschijnlijk zou dit Rousseau veel plezier hebben gedaan: Napoleon verklaarde zichzelf tot Keizer, met als bron van legitimiteit… de Algemene Wil. Vervolgens stortte hij heel Europa in een jarenlange oorlog die meerdere landen in puin legde en vele duizenden mensen het leven kostte.

Ook nadat de Bourbonmonarchie werd hersteld – en nadat die weer ten val kwam en er weer een republiek kwam, die vervolgens weer onder bestuur van een Bonaparte kwam… die zich ook weer tot Keizer uitriep, en een oorlog begon, en deze verloor, waarna er weer een republiek kwam… afijn. Ook na dat alles zijn de denkbeelden van Rousseau overeind gebleven in Frankrijk. En helaas niet alleen in Frankrijk, maar in alle landen waar ze door de Franse veroveringsdrift naartoe geëxporteerd zijn.

De Jacobijnse fundamenten (vooral het idee van centraal bestuur en een machtige overheid die zich met alles bemoeit) zijn na de Franse revolutie in heel Europa gangbaar geworden. Machthebbers die na de Franse bezetting terugkwamen zagen die nieuwe macht wel zitten, en schaften deze simpelweg niet meer af. In het totalitaire wereldbeeld van de Jacobijnen lag tevens de bron van het moderne collectivisme: Marx is een filosofisch en economisch erfgenaam van Rousseau en Robespierre.

De opkomst van totalitaire machthebbers in latere tijden is uiteindelijk een gevolg van de Franse revolutie. Robespierre heeft de weg vrijgemaakt voor anderen, die zijn idee van de almachtige staat opnieuw in de praktijk zouden brengen. Toen Hitler schreeuwde “Du bist nichts; Dein Volk ist alles!” – toen klonk daarin een echo van Rousseau, die de mens ondergeschikt maakte aan de Natie. De guillotine was niet alleen in praktische zin, maar ook in morele zin de voorloper van de gaskamer. Het zijn Rousseau en Robespierre geweest die Hitler en Stalin mogelijk hebben gemaakt; zelfs als die latere monsters zich niet eens bewust waren van hun geestelijke afstamming. Zonder de Algemene Wil en de Almachtige Staat waren guillotine, gulag en gaskamer allemaal even onmogelijk geweest.

Het hedendaagse Frankrijk is, of men dit nu leuk vindt of niet, een product van dezelfde wereldbeschouwing die de georganiseerde hongersnoden van de USSR en de holocaust van Nazi-Duitsland de wereld in heeft gebraakt. Dat wil niet zeggen dat Frankrijk een kwaadaardig land is, zoals die twee staten dat destijds zeker wel waren, maar het legt een pijnlijke waarheid bloot: de Franse revolutie is de bron van eindeloos veel ellende geweest.

Frankrijk is nog steeds een uiterst gecentraliseerde eenheidsstaat; een maatschappij met een sterke onderstroom van georganiseerd staatssocialisme. Ook na de val van Robespierre, en Napoleon, en de Bourbons (opnieuw), en alle dagen sindsdien, heeft Frankrijk nog steeds de totalitaire erfenis van Rousseau in de praktijk gebracht. Het Jacobijnse idee dat enkel Frans gesproken mag worden is bijvoorbeeld tot enkele decennia geleden steeds met kracht opgelegd: streektalen zijn systematisch uitgeroeid. Op school werden kinderen die in dialect spraken tot bloedens toe afgeranseld. Op de muren van veel oude scholen staan nog steeds teksten als “Spreek Frans; wees schoon”. Wie géén Frans spreekt, is inherent smerig en minderwaardig. En dat was Vanaf Robespierre tot zeker halverwege de 20ste eeuw de officiële, onbeschaamde positie van de Franse overheid! Het is niet voor niets dat chauvinisme een Frans woord is: Frankrijk is de originele proto-fascistische staat.

De Amerikaanse revolutie heeft de wereld de politieke erfenis van het liberalisme nagelaten. De Franse revolutie heeft ons opgezadeld met het totalitarisme. De ideologische basis van de nieuwe Franse maatschappij was al vergiftigd voor de revolutie begon, en aan die vergiftiging danken we de grote kwaden van de 20ste eeuw. Als Frankrijk de Verlichting niet had verraden, en een revolutie had doorgevoerd zoals de Amerikaanse (op basis van vrijheid, in de geest van John Locke), dan was de wereld onnoemelijk veel leed bespaard gebleven. In plaats daarvan koos men voor het gif van het collectivisme, het gif van Rousseau – en dat vergif stroomt nu nog door het politieke stelsel dat er uit is ontstaan.

Dat is waarom ik de Verenigde Staten bewonder, en waarom ik Frankrijk minacht. Dit zegt, nogmaals en wellicht ten overvloede, niets over individuele Fransen. Het feit dat ik een hekel heb aan het Nazisme betekent ook niet dat ik Duitsers haat. Maar voor de Duitsers kan gezegd worden dat ze alle sporen van dat kwaad uit hun politieke stelsel hebben verbannen. Frankrijk stoelt nog steeds op dezelfde levensgevaarlijke grondbeginselen, en ook in veel landen die na de revolutie onder Frans bestuur stonden (waaronder Nederland) zien we deze erfenis helaas nog terug.

De jeugd wordt (op staatsscholen) aangeleerd dat de Amerikaanse revolutie en de Franse revolutie nauw aan elkaar verbonden waren, en samen de moderne Westerse wereld hebben gevormd. In zekere zin is het waar: ze zijn verbonden in het opzicht dat ze elkaars absolute tegenpool waren. De een heeft de verworvenheden van de moderne vrijheid gebracht, de andere het kwaad van de moderne onderdrukking.

Het is tijd dat we kritisch gaan kijken naar de Franse revolutie, en ons ontdoen van de erfenis ervan. De maatschappij die Rousseau en Robespierre ons hebben nagelaten heeft een rot fundament, en staat op vergiftigde bodem. We moeten de Franse revolutie en de totalitaire nalatenschap daarvan verwerpen, en de lessen leren van de Amerikaanse revolutie: When governments fear the people, there is liberty. When the people fear the government, there is tyranny.

---

De discussiedraad op Facebook over dit essay bevindt zich hier.

7 opmerkingen:

  1. prima artikel! zie ook de MOLE Map (John Mole) en alles wordt duidelijker

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Heel goed artikel en het plaatst de Belgische politiek in een ander daglicht. Het klinkt misschien simplistisch wat ik nu schrijf, maar Vlaanderen (6 Mio inwoners) is gestoeld op Locke, terwijl het overwegend socialistisch, en centraal bestuurd Wallonië (4 Mio inwoners) op Rousseau. Dit kwam zeker naar boven bij het ontstaan van de Federale Staat toe er Gewesten kwamen. Deze polarisatie (Locke/Rousseau) is van toen af aan nog meer naar boven gekomen en kan niet anders eindigen dan op een confederaal systeem, met elk een aparte grondwet (cfr. Zwitserland), zo niet is het gedaan met België.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Goed werk! Opmerkelijk is ook dat Rousseau - zelf geen bijster goed christen - bereid was religie in te zetten om zijn moraalstaat af te dwingen. We mogen dus nog blij zijn dat Frankrijk/EU geen fascistische totaaltheocratie is geworden.
    De idee dat je moraal kunt uitbesteden aan de staat en zo een Utopia schept, moet ontsproten zijn aan de geest van een psychopaat.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Beste Victor,

    Ik deel je analyse grotendeels, sta mij toe een aantal vragen te stellen en een paar opmerkingen te maken.

    Je slaat de spijker op zijn kop door Rousseau af te zetten tegen Locke, ik ben wel van mening dat je de invloed van Rousseau(Buiten Frankrijk)overschat. Marx en Rousseau zaten vermoedelijk op 1 lijn economisch gezien maar filosofisch gezien liggen ze echt wel ver uit elkaar. Marx wil alle macht afschaffen door het proletariaat te bevrijden van de tirannie van de macht, hij streefde een verbetering voor mensen. Rousseau wilde simpelweg een religieuze dictator aan de macht krijgen om het beste te doen voor het land. Hij was radicaal religieus tegenover Marx die doelbewust het Marxisme seculier maakte. Ik ben met je eens dat er zeker raakvlakken zijn maar erfgenaam van Rousseau en Robespierre was hij niet. Ik vind het opmerkelijk dat je Frankrijk typeert als proto-fascitische staat en niet Duitsland terwijl beide landen een andere opvatting van nationalisme hadden die het tegendeel zou doen vermoeden. Het Franse nationalisme heet voluntaristisch te zijn van oorsprong terwijl de Duitse variant etnisch en volksnationalistisch was. Ik heb me niet in dit verschil verdiept maar ik hoor graag je reactie. Ik zou het Europese collectivisme in grotere mate aan Kant toeschrijven dan aan Rousseau en ik denk dat de Duitse filosofen van de 19de eeuw het lot van Europa hebben bezegeld. Ik hoor graag wat je hiervan denkt.

    Groet yernaz

    BeantwoordenVerwijderen
  5. fascisme is eigenlijk al een moeilijk begrip, in de zin van definiëring (welke kenmerken, en welke niet), dus is proto-fasisme nog moeilijker en vager.
    "Volksnationalisme" en "staatsnatiolisme" of "voluntaristisch nationalisme" lijken louter theoretische begrippen, zonder enige voet in de realiteit, en men kan ze daarom "prutsbegrippen" noemen. Het Duits nationalisme vertrok in de feiten van een op taalgebruik gedinieerd begrip van natie, maar het hanteerde een staat, en dus een staatsterritorium, wat een assimilatiepolitiek van taalkundige minderheden teweegbracht, en een annexatiedrang tav van gebieden buiten het territorium waar (taalkundige) volksgenoten woonden. Het Frans nationalisme is in essentie hetzelfde verhaal, en ook het Italiaanse nationalisme: het vertrekt van een (taalkundig) gedefinieerd volk, en deint zich uit over minderheden binnen het territorium dat het in handen heeft, en naar taalgenoten daarbuiten van gebieden dat het nog niet in handen heeft. Het begrip "voluntaristisch nationalisme" is dus een uitvindsel om het nationalisme van de enen een sympatiekere, ruimdenkendere indruk te geven, maar het is fake.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. fascisme is eigenlijk al een moeilijk begrip, in de zin van definiëring (welke kenmerken, en welke niet), dus is proto-fasisme nog moeilijker en vager.
    "Volksnationalisme" en "staatsnatiolisme" of "voluntaristisch nationalisme" lijken louter theoretische begrippen, zonder enige voet in de realiteit, en men kan ze daarom "prutsbegrippen" noemen. Het Duits nationalisme vertrok in de feiten van een op taalgebruik gedinieerd begrip van natie, maar het hanteerde een staat, en dus een staatsterritorium, wat een assimilatiepolitiek van taalkundige minderheden teweegbracht, en een annexatiedrang tav van gebieden buiten het territorium waar (taalkundige) volksgenoten woonden. Het Frans nationalisme is in essentie hetzelfde verhaal, en ook het Italiaanse nationalisme: het vertrekt van een (taalkundig) gedefinieerd volk, en deint zich uit over minderheden binnen het territorium dat het in handen heeft, en naar taalgenoten daarbuiten van gebieden dat het nog niet in handen heeft. Het begrip "voluntaristisch nationalisme" is dus een uitvindsel om het nationalisme van de enen een sympatiekere, ruimdenkendere indruk te geven, maar het is fake.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Dank voor de reacties, allemaal.

    Yernaz, ik snap je punt over Marx en Rousseau, maar besef dat Rousseau óók streefde naar “verbetering” van de mens: hij dacht dat zijn weg de beste was. Zelf kwam hij uit Geneve (destijds een calvinistische theocratie), hetgeen hem sterk heeft gevormd waar het religie betreft. Hij zag religie als machtsstructuur, en daarom was hij vóór staatsreligie.

    Robespierre veranderde dit al in “van de staat *zelf* tot een religie , hetgeen hetzelfde resultaat schept: slaafse gehoorzaamheid aan de “Algemene Wil”. Dat is hoe de link met het latere socialisme tot stand kwam. De USSR die religie aanviel was zonder twijfel geïnspireerd door Robespierre die hetzelfde deed in Frankrijk (onteigening vd kerk etc.).

    Dat Frans nationalisme “voluntaristisch” zou zijn lijkt me een fabel: ik link in mijn stuk naar bewijs van een agressieve assimilatiepolitiek. Zowel het Duitse als het Franse nationalisme vind in die zin een oorsprong in het revolutionaire gedachtegoed: de “natie” als verbindende factor (die belangrijker is dan het individu) is, althans in de moderne era, een idee dat uit de Franse revolutie voortkomt.

    Wat betreft Kant: zijn denkbeelden zijn gevormd door een beeld van de Verlichting dat is ontstaan na de Franse revolutie. Rousseau was de eerste grote nestbevuiler van de Verlichting, Kant was de tweede. Zonder de invloed van Rousseau was Kant niet eens mogelijk geweest. Daarmee wil ik niet zeggen dat Kant en de Duitse filosofen van de 19de eeuw (die in zijn traditie stonden, gewild of ongewild) geen kwalijke invloed hebben gehad die funest was voor het Verlichtingsdenken. Wellicht hebben zij het lot van Europa inderdaad bezegeld – maar het doodsvonnis waarop dat zegel gedrukt werd is geschreven door Rousseau en Robespierre.

    BeantwoordenVerwijderen