In Hongarije gaat het flink de verkeerde kant op. Eén partij
heeft ruim tweederde meerderheid in de volksvertegenwoordiging, en daarmee de
feitelijke almacht. Er is wel een oppositie, maar de regering kan naar
hartelust de grondwet aanpassen – en doet dat ook. In de praktijk is Hongarije
een éénpartijstaat geworden.
Een greep uit de hervormingen die president Orbán heeft
doorgevoerd: versterking van de uitvoerende macht, beperking van de ruimte die
de oppositie krijgt, sterke beperking van de religieuze stromingen die door de
regering erkend worden, en nu een radicale perswet die de media op allerlei
manieren inperkt. En via andere wetgeving worden de rechten van individuele
burgers op talloze andere manieren aangetast.
Vooral vrijheid van meningsuiting, vrijheid van religie en
vrijheid van de pers zijn niet alleen gehavend, ze zijn letterlijk aan stukken
gescheurd. En zoals het er nu uitziet gaat Orbán de stikken die over zijn óók
nog vernietigen. Hij geeft zelf aan dat zijn land “op de juiste koers is” en
dat de vrijwel universeel gedeelde internationale kritiek “een poging om
Hongarije te ondermijnen” vormen.
De meest interessante hervorming van de regering-Orbán is
echter de eerste grootschalige wetswijziging die werd doorgevoerd: het
verstrekken van de Hongaarse nationaliteit aan alle Hongaren die buiten
Hongarije leven. In dat op zich niet zo heel schokkende besluit zien we
namelijk heel duidelijk de oorzaak van de woeste houding die het land zich
aanmeet, en van de woorden die Orbán kiest om buitenlandse kritiek te
verwerpen.
Die retoriek is niet nieuw. Zeker niet in Hongarije. Het
land heeft al negen decennia een behoorlijke appel te schillen met de
omringende landen en de internationale gemeenschap. En het is een zure appel, doordrenkt
met het soort azijn dat alleen ontstaat uit een ernstige vernedering die al
tientallen jaren pijn doet. Kort gezegd: Hongarije leeft nog steeds in de
schaduw van Trianon.
Trianon? Niet iedereen zal die naam herkennen. Het verwijst
naar het Franse paleis Grand Trianon, waar na de Eerste Wereldoorlog de
“Hongaarse Kwestie” werd afgehandeld. Na het verlies van de centrale
mogendheden was één daarvan, de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie, reeds
uiteengevallen. Oostenrijk was al “afgehandeld” (net als Duitsland), en nu
moest er een verdrag gesloten worden dat bepaalde hoe men met de Hongaarse
helft van het voormalige rijk om zou gaan.
Net als het verdrag van Versailles was het verdrag van
Trianon in feite een dictaat. De Hongaren zelf kregen, als de verliezers, geen
wezenlijke inspraak. Net zoals Versailles een vernedering voor Duitsland was,
zou Trianon dat voor Hongarije blijken. En waar het daaruit ontstane
ressentiment in Duitsland later explodeerde in de vorm van het Nazisme, blijf
het in Hongarije op een lager pitje doorsudderen.
De Hongaren hebben reden om kwaad te zijn. Het idee van de
territoriale herverdelingen na de oorlog was dat alle etno-linguistische
groepen een eigen staat verdienen. Niets mis mee. En de Hongaren hadden flink
wat etnische minderheden in hun deel van het rijk, die ze altijd behoorlijk
onderdrukt hadden. Om die reden werd het verdrag van Trianon eerder een
wraakactie dan een poging om logische grenzen te trekken.
Hongarije werd gereduceerd tot een rompstaat. In de illustratie
bovenaan dit artikel ziet u hoe groot het land vóór het verdrag was, en (in de
zwarte grenzen) wat de grenzen daarna werden. U kunt ook zien dat er heel wat
Hongaren gedwongen werden om buiten Hongarije te leven, waar de dominante
bevolking van de betreffende staten ze als vuil behandelde.
Het is erg goed voor te stellen hoe deze mensen zich serieus
moeten hebben afgevraagd hoe alle ellende van het slecht functionerende
Oostenrijks-Hongaarse Rijk hun schuld was, en waar hun recht op
zelfbeschikking dan was. Dat werd ze namelijk ontnomen: ze mochten niet kiezen
om zich, zoals ze wilden, bij Hongarije aan te sluiten.
Dit probleem zagen we ook bij de Duitsers. Het verdrag van
Versailles gaf Elzas-Lotharingen (meerderheid Duits) aan Frankrijk, en zowel
Posen als grote delen van West-Pruisen en Silesië aan Polen (allemaal ook met
een Duitse meerderheid). En dan waren er nog de Sudetenduitsers, die onder
Tsjechië vielen maar bij Duitsland wilden horen.
Het ressentiment van de Duitse bevolking om de vernedering
van hun land en de brandende wens van de Duitsers buiten Duitsland om weer bij
hun eigen land te horen maakten het mogelijk dat er een Hitler aan de macht
kwam. Als na de Eerste Wereldoorlog alleen de westerse helft van
Elsas-Lotharingen aan Frankrijk was gegeven, en de rest Duits was gebleven, als
alleen de Pools sprekende districten in het oosten aan polen waren geschonken –
dan durf ik te stellen dat het Nazisme niet genoeg haat had gehad om op te
teren.
En als het verdrag van Trianon niet zo vernederend voor
Hongarije was geweest, dan was er nu geen radicale bijna-autocraat aan de macht
in dat land, want Viktor Orbán kon alleen zoveel steun krijgen omdat hij een
gevoel van vernedering kan exploiteren dat nog steeds leeft onder de bevolking.
Dáárom was het verstrekken van de Hongaarse nationaliteit aan alle
“Buiten-Hongaren” zijn eerste stap.
In Duitsland kon het ressentiment alleen worden gestopt na
de Tweede Wereldoorlog, omdat de Duitsers zich toen zo ongelofelijk misdragen
hadden dat ze geen morele verontwaardiging konden vertonen. En dan nóg was het
nodig om de Duitse bevolking uit de omringende landen te verdrijven. Als dat
niet was gebeurt, was er nu vast een flink aantal Duitsers in Polen en Tsjechië
die aansluiting met Duitsland zochten.
Kijk naar Zuid-Tirol. Dat ligt ten zuiden van Oostenrijk,
tegen de grens, in Italië. Men spreekt er Duits. Men voelt zich er Duits. Niet
Oostenrijks. Duits. In een prominent museum aldaar wordt trots de lokale krant
tentoongespreid van vlak na het einde van te Tweede Wereldoorlog. Weet u wat de
kop is? “De Führer is een Heldendood Gestorven”. Men schaamt zich daar
duidelijk niet bepaald voor. Het is het meest rechtse deel van Italië, qua
politiek.
Waarom? Omdat ze zich vernederd voelen, en afgehakt van hun
eigenlijke land. Omdat ze liever Duits waren, en dat niet mogen zijn. En hele
volksstammen Hongaren mogen niet bij Hongarije horen. En anders dan de
Duitsers, die zich zo hebben misdragen dat ze het woord “nationalisme” niet
eens durven te denken, maken de Hongaren zich wél heel druk om hun
volksgenoten buiten hun eigen genzen.
Na het verdrag van Trianon bleef Hongarije achter met 29%
van haar oorspronkelijke grondgebied. Dat doet nog steeds pijn, maar dat is het
probleem niet meer. Alleen enkele gekken geloven dat al dat land terugveroverd
moet worden. Het probleem dat nu nog bestaat is dat er destijds zo’n 3,3
miljoen Hongaren buiten Hongarije terecht zijn gekomen, en dat hun
afstammelingen nog steeds vinden dat ze Hongaars zijn en bij Hongarije horen.
En het zal erg lastig worden om één Hongaar te vinden die het niet met ze eens
is.
De kaart hieronder geeft een duidelijk beeld van de situatie
in de regio. We kunnen duidelijk zien dat er nog flink wat Hongaren buiten hun
eigen land leven. Tegenwoordig hebben ze op papier bepaalde rechten als
minderheid gekregen, maar in de praktijk hebben ze nog altijd te maken met
discriminatie. Bovendien gaan de pijnlijke herinnering aan veel ernstigere
achterstelling in voorbije decennia niet snel weg.
Deze mensen willen geen Roemenen zijn, geen Slowaken of
Serven. Ze zijn Hongaren, en willen bij de Hongaarse staat horen. Ze weten zelf
ook dat dat niet in alle gevallen kan. Kijk naar de kaart: in het oosten woont
een groot aantal etnische Hongaren in het Székelyföld – dat gebied in
het midden van Roemenië, vroeger het uiterste oosten van Hongarije. Tussen
Hongarije en Székelyföld wonen heel veel Roemenen, dus dat kan niet zomaar op
elkaar aangesloten worden.
Dat wil niet zeggen dat het gemakkelijk is, maar zoals het nu gaat in Hongarije kan het uitlopen op een conflict dat ons aan de balkanoorlog van de jaren ’90 zal doen denken. Willen we dat in onze achtertuin? Want het gaat die kant op. Als Roemenië en Slowakije de Hongaarse grensgebieden toestaan om zich aan te sluiten bij Hongarije, kan dat in ruil zijn voor Hongaarse concessie op het gebied van interne politiek.
Zoiets is niet gemakkelijk te realiseren, maar het kan wel. De twee grote problemen zijn: hoe houden we Hongarije aan beloftes van democratisering en mensenrechten, en wat bieden we Roemenië en Slowakije in ruil voor hun territoriale concessies?
Op allebei die vragen zijn antwoorden te vinden. Niet gemakkelijk, maar niemand beweert ook dat het gemakkelijk zal zijn. Wel nodig. Want de Hongaren langs de grens willen bij Hongarije horen. Totdat ze dat mogen, zal er zowel in als rondom Hongarije een zeer ontevreden bevolking wonen. En die zal vooral luisteren naar autoritaire leiders die zich beroepen op een groot onrecht dat het land is aangedaan – en op de noodzaak van vergelding.
Er steekt een lont in een vat buskruit, en het is al in 1920 aangestoken. Nu komt de vlam wel akelig dichtbij. Hakken we het door? Of laten we het tot een explosie komen? Als we naar de geschiedenis kijken, wordt het bijna zeker het laatste. En als we dan twintig jaar verder kijken, valt het te verwachten dat we heel veel spijt van onze keuze zullen hebben. Is het niet eens tijd dat we leren van de geschiedenis? Dat we uit de schaduw van Trianon stappen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten