“I wish it were
possible to obtain a single amendment to our Constitution. I would be willing
to depend on that alone for the reduction of the administration of our
government to the genuine principles of its Constitution; I mean an additional
article, taking from the federal government the power of borrowing.”
– Thomas Jefferson, in
een brief aan John Taylor, 26 November 1798
De Verenigde Staten van Amerika zijn verwikkeld in een fel debat tussen
klaarblijkelijk onverzoenbare partijen. Aan de ene hand hebben we de voorstanders van een grote
overheid, met veel taken en verantwoordelijkheden. Zij willen dat de federale
overheid geld kan lenen om dat alles te financieren, en zien ook verhoging van
de belastingen wel zitten.
Hier recht tegenover
vinden we de pleitbezorgers van de kleine staat, die zich tot de kerntaken
beperkt. Zij willen koste wat het kost de wet tegenhouden die de overheid
toestaat om verdere schulden aan te gaan. Tevens willen zij niet de belastingen
verhogen, maar juist de uitgaven drastisch verlagen.
Het jaar was 1790, en
de Federalisten van Alexander Hamilton stonden lijnrecht tegenover de
Anti-Federalisten van Thomas Jefferson. De dertien staten hadden zich enkele
jaren eerder vrijgevochten van onder het Britse juk vandaan, en dat had flink
wat geld gekost. De staatsschuld was opgelopen tot 63 miljoen dollar: 38
miljoen schuld van de federale overheid, en 27 miljoen schuld van de
individuele staten.
Hamilton, de minister
van Financiën, stelde destijds voor dat de federale overheid de schulden van de
staten overnam, en staatsobligaties ging verkopen om deze eerste schulden af te
betalen. Dan zou er zo snel mogelijk méér geld geleend moeten worden, om flink
veel geld beschikbaar te krijgen voor de overheid. Daarnaast zouden er hoge
importtarieven moeten komen, om de eigen economie te beschermen. Met de
opbrengst van dit alles kon de Amerikaanse industrie dan door de staat
gesubsidieerd worden, en een machtig leger opgezet worden.
Jefferson had voor
deze megalomanie geen goed woord over. Als de federale overheid de schulden van
de staten overnam, zou dat betekenen dat de schulden over alle Amerikanen
verdeeld zouden worden. De staten die al veel hadden afbetaald (waaronder
Jeffersons eigen Virginia) zouden opdraaien voor de schuld van staten die nog
niets hadden afbetaald.
Erger nog: het zou de
staten afhankelijk maken van de federale overheid, die ze dan financieel in de
tang zou hebben. En als de federale overheid zich dan ook nog zélf in de
schulden zou steken, was dat nog veel erger: “the states will be indebted to a
New York banker, who will in turn be indebted to a London moneyshark!”
Naar mate de overheid
méér taken op zich zou nemen, zou ook het bedrag dat de staat moest lenen steeds
groter worden. De rentelast zou enorm worden, en vereisen dat de belastingen
weer verhoogd werden. En die belastingen - dat was óók al doffe ellende! Want
protectionisme zou alleen maar de prijzen opdrijven. Een vrije wereldmarkt zou
optimale concurrentie garanderen.
Wat wilde die
Hamilton eigenlijk met die grote overheid en dat machtige leger? Had hij ook
niet al eerder voorgesteld om George Washington tot koning te
kronen? (Gelukkig had Washington dat subiet afgewezen, en had hij gekozen voor
het bescheiden “mr. president”.) Volgens Jefferson was een leger vooral een
instrument van onderdrukking: de burger moest zichzelf kunnen en mogen
verdedigen, en krijgsmachten moesten zo klein mogelijk zijn. Hamilton was
volgens hem een dictator in spé.
Zo ver is het nooit
gekomen. Hamilton stierf op 12 juli 1804 in een duel met Aaron Burr, een andere
politieke en persoonlijke tegenstander van hem (hij was namelijk een man die
met zijn arrogante houding veel vijanden in het leven riep). In de
tussenliggende jaren had hij echter een blijvend stempel op de politiek en de
economie van de jonge republiek gedrukt.
In 1791 kwamen
Jefferson en Hamilton tot een compromis over de staatsschuld. Jefferson hoopte
daarmee de schade te beperken, door éénmalig een concessie te doen. Toen was
het hek echter van de dam, en hij erkende het in zijn latere jaren als een
kapitale blunder. Hamilton voerde steeds méér van zijn étatistische en
centralistische politiek door, en dat effect bleek zelfversterkend. Hoe
machtiger de centrale overheid werd, hoe moeilijker het werd om je ertegen te
verzetten, en hoe makkelijker de macht nog verder kon worden gecentraliseerd.
De Federalisten
wonnen het van de Anti-Federalisten, en de centrale overheid werd steeds
machtiger. De schuld en de belastingen liepen ook steeds verder op, en ook de
krijgsmacht werd al maar groter en machtiger. Er stonden twee politieke en
maatschappelijke visies tegenover elkaar, en het ordelijke pragmatisme won met
genadeloze bruutheid van het vrijheidslievende idealisme. Maar idealisten geven
nooit op, dus de strijd gaat verder.
We leven nu 220 jaar
na het fatale compromis van 1791, en hetzelfde debat is in al haar vurigheid
weer opgevlamd. Maar we zien hoe machtig de federalisten zijn, en hoe diep de
voetafdruk van hun tirannieke laars in de Amerikaanse ziel is gestampt: zowel
Democraten als Republikeinen zijn vóór het lenen van meer geld. De enige
politici die het erfgoed van Jefferson bewaken zijn een aantal idealisten die
zich scharen onder de banier van de Tea Party - vernoemd naar de gebeurtenis
waar de Amerikaanse opstand ooit mee is begonnen. En zelfs in die beweging
zitten veel conservatieven die van alles en nog wat willen laten verbieden door
een machtige overheid.
Er is in de Tea Party
gelukkig ook een vleugel van échte vrijheidsstrijders, en die maken zich nu
hard voor de idealen die Jefferson ooit zo krachtig formuleerde. Ze willen géén
verhoging van het schuldenplafond, géén verhoging van de belastingen, géén
bezettingslegers in Irak en Afghanistan, en géén almachtige staat.
Ze willen lagere
uitgaven, meer verantwoordelijkheid voor de burger zelf, een balanced budget en een staatsschuld die netjes
afbetaald wordt. Ze zijn verreweg in de minderheid, maar ze hebben gelijk. Net
zoals Jefferson dat twee eeuwen geleden al had. De strijd is nu nóg moeilijker,
de opportunistische pragmatisten nóg machtiger - maar laten we hopen dat de
verdedigers van de vrijheid een overwinning kunnen boeken. Anders is het lot
van de VS onzeker.
Jefferson, hun
inspirator, schreef de onafhankelijkheidsverklaring van de Verenigde Staten. Life, and liberty,
and the pursuit of happiness... dat waren zijn woorden, zijn idealen.
We kunnen hem met recht de vader van de Amerikaanse vrijheid noemen. En hij
waarschuwde tegen aanvallen op die vrijheid, keer op keer. Het lenen van grote
geldbedragen door de federale overheid zag hij als een enorme vergissing, die
uiteindelijk de vrijheid en onafhankelijkheid van de Amerikaanse burgers zou
bedreigen.
Het is zo ver
gekomen. Het grootste deel van de Amerikanen is zijn profetische woorden
blijkbaar vergeten, en nu dreigt een vrij land te bezwijken onder een schuld
die is aangegaan door generatie na generatie van megalomane politici.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten