Vandaag werd ik aan het denken gebracht over de essentiële verschillen tussen Katholieken en Protestanten. Volgens mij gaat het er uiteindelijk om dat Katholieken in de regel geneigd zijn tot metaphysica, abstractie en symbolisch denken, terwijl Protestanten vaak materialisten zijn, die alleen het concrete (of liever: het geconcretiseerde) willen of kunnen bevatten, en die heel letterlijk denken.
Wanneer we spreken over het Laatste Avondmaal, en dus over de Eucharistie, dan is het voor Katholieken volstrekt aannemelijk en begrijpelijk dat er daadwerkelijk transsubstantiatie plaatsvindt. We nemen werkelijk het lichaam en het bloed van Christus tot ons, en niet alleen maar brood en wijn waaraan we een naampje geven. Voor Protestanten is dit absurd en bevreemdend, want zij kunnen de gedachte niet bevatten dat het één verandert in het ander. Het moet wel een verhaaltje zijn: het is een symbool, en dus niet "echt".
Dit komt omdat Protestanten zo vreselijk materialistisch zijn in hun wereldvisie. Iets is ofwel een overdrachtelijk handeling, ofwel brood wordt letterlijk vlees en wijn wordt letterlijk bloed. En dat laatste zou je dan toch echt wel proeven, niet?!
Katholieken zijn daarentegen heel metaphysisch ingesteld. Het woord "substantie" betekent niet "materie" maar "essentie" voor een Katholiek. De transsubstantiatie die plaatsvindt is dus niet van materiële aard, doch juist van essentiële aard. Het brood veranderd niet materieel in het lichaam van Christus, maar neemt wel die essentie - en dus substantie - aan. De Katholiek erkent als het ware een hogere werkelijkheid, die 'echter' is dan de materie, terwijl de Protestant vastzit in het materiële, en daarmee in de knoop raakt wanneer er iets wordt beschreven dat physiek niet kan. (Maar metaphysisch dus wel!)
Voor een Katholiek houdt iets niet op 'echt' te zijn, gewoon omdat het symbolisch is. Sterker nog: symbolen kunnen echter zijn dan materie!
We zien precies hetzelfde wanneer we kijken naar de neiging tot een strakke predestinatieleer, waar Calvijn zich zo aan bezondigde. Daarmee wilde hij logisch verklaren hoe het toch kon dat God alles voorzag, en dus ook of mensen wel of niet in de hemel zouden komen. Goede werken die men deed konden er dan niet toe doen, want het vooropgezette plan is hoe dan ook onwrikbaar. Vanuit een strict materialistisch wereldbeeld is dit een logische gedachte. Voor de Protestant is zelfs God dus onderhevig aan tijd, en volgt ook voor God het ene moment op het andere moment in een vaste volgorde. Een Protestant moet wel naar predestinatie grijpen om deze paradox -- dus de schijnbare(!) tegenstelling -- "op te lossen".
De notie dat 'tijd' een dimensie is (en dus enkel bestaat binnen het physieke universum) was voor Katholieken echter al intuïtief, lang voordat men wist hoe dimensies eigenlijk werken. (Niet voor niets waren zoveel baanbrekende kosmologen Katholiek!) 'Tijd' geldt wel voor ons, in het materiële universum, maar niet voor God, die de materie ontstijgt. De Katholiek concludeert dus: aha, God bestaat buiten de tijd en neemt alle mogelijke momenten en plaatsen gelijktijdig waar. Het is niet dat God één pad predestineert, maar dat Hij alle mogelijke paden kan zien en dat Hij op alle mogelijke bestemmingen reeds op ons wacht.