Dit is een herziene uitgave van mijn eerdere essay inzake het zogenaamde basisinkomen. Naar aanleiding van dat kritische artikel, hier gepubliceerd op 1 Augustus 2014, heb ik meerdere reacties ontvangen van diverse voorstanders van (een vorm van) het basisinkomen. Sommige van die reacties bleken te berusten op incorrecte aannames, of waren gewoon niet inhoudelijk (want puur op de onderbuik gebaseerd). Een aantal reacties was echter inhoudelijk sterk. Daarom heb ik mijn analyse uitgebreid om eigenlijk alle punten te behandelen die in de discussie ter sprake zijn gekomen.
Het is mijn streven geweest om het idee van een basisinkomen te overwegen met een open geest. Desondanks kan ik niet stellen dat mijn eindconclusie fundamenteel is gewijzigd: gratis geld bestaat simpelweg niet. Er zijn overtuigende sociale en economische redenen om het basisinkomen af te wijzen. In dit essay worden de mogelijkheden van een basisinkomen afgewogen tegen de nadelen en de risico's. Die laatste categorie, zo zal blijken, weegt uiteindelijk toch zwaarder.
Nota Bene: alle mogelijkheden die worden onderzocht in deze tekst zijn gebaseerd op de situatie in Nederland, en de cijfers zijn ontleend aan de overheidsbegroting voor 2015. Ik heb bewust gekozen om de meest recente cijfers te benutten in deze uitgave van dit essay.
Steeds vaker hoor je het langskomen: het idee van het onvoorwaardelijke basisinkomen. Het is beslist niet nieuw, maar het steekt de afgelopen maanden met toenemende frequentie de kop op. Voorstanders van het onvoorwaardelijke basisinkomen beweren al decennia dat hun plan het wondermiddel is dat de verzorgingsstaat radicaal gaat hervormen. De strekking is kinderlijk eenvoudig: gratis geld voor iedereen. Het komt er op neer dat alle huidige voorwaardelijke uitkeringen en andere sociale voorzieningen worden afgeschaft. In plaats daarvan gebruikt de overheid de enorme bak belastinggeld die nu naar al die regelingen gaat om iedere maand standaard een vast bedrag op de rekening van iedere Nederlander te storten. Dat maandelijks bedrag, het basisinkomen, is onvoorwaardelijk. Hoe weinig of hoe veel je ook verdient, wat je situatie ook is, je krijgt het hoe dan ook.
Dat klinkt nogal utopisch, en het plan komt dan ook uit een nogal utopistische hoek. In de jaren ’90 was een enthousiaste club pleitbezorgers—die vooral bestond uit doorgewinterde socialisten en enkele zweverige academici—er flink mee bezig, en kwam het af en toe in het nieuws. Destijds had de politiek weinig interesse. Enkele liberale politici voelden wel wat voor een onderzoekje naar zo’n idee, maar die dachten aan een basisinkomen van misschien eens honderd gulden per maand. De activisten van de Vereniging Basisinkomen dachten eerder aan een “leefloon” van een paar duizend gulden, en daar had de politiek geen behoefte aan.
Maar nu is het idee opeens terug. Niet alleen in Nederland, maar op veel plaatsen in de Westerse wereld. De afgelopen maanden steekt het basisinkomen met toenemende frequentie de kop op. In links-liberale, progressieve kringen zijn steeds meer voorstanders te vinden. De jongerenbewegingen van GroenLinks en D66 zijn uitgesproken voorstanders. Ook de internetactivisten van de PiratenPartij vinden het een aantrekkelijk idee. Inmiddels heeft D66 zelf aangekondigd dat de partij een onderzoek naar het basisinkomen zeker ziet zitten. Een dooie mus van twintig jaar geleden blijkt opeens weer springlevend.
Het is mijn streven geweest om het idee van een basisinkomen te overwegen met een open geest. Desondanks kan ik niet stellen dat mijn eindconclusie fundamenteel is gewijzigd: gratis geld bestaat simpelweg niet. Er zijn overtuigende sociale en economische redenen om het basisinkomen af te wijzen. In dit essay worden de mogelijkheden van een basisinkomen afgewogen tegen de nadelen en de risico's. Die laatste categorie, zo zal blijken, weegt uiteindelijk toch zwaarder.
Nota Bene: alle mogelijkheden die worden onderzocht in deze tekst zijn gebaseerd op de situatie in Nederland, en de cijfers zijn ontleend aan de overheidsbegroting voor 2015. Ik heb bewust gekozen om de meest recente cijfers te benutten in deze uitgave van dit essay.
GRATIS GELD BESTAAT NIET
Steeds vaker hoor je het langskomen: het idee van het onvoorwaardelijke basisinkomen. Het is beslist niet nieuw, maar het steekt de afgelopen maanden met toenemende frequentie de kop op. Voorstanders van het onvoorwaardelijke basisinkomen beweren al decennia dat hun plan het wondermiddel is dat de verzorgingsstaat radicaal gaat hervormen. De strekking is kinderlijk eenvoudig: gratis geld voor iedereen. Het komt er op neer dat alle huidige voorwaardelijke uitkeringen en andere sociale voorzieningen worden afgeschaft. In plaats daarvan gebruikt de overheid de enorme bak belastinggeld die nu naar al die regelingen gaat om iedere maand standaard een vast bedrag op de rekening van iedere Nederlander te storten. Dat maandelijks bedrag, het basisinkomen, is onvoorwaardelijk. Hoe weinig of hoe veel je ook verdient, wat je situatie ook is, je krijgt het hoe dan ook.
Dat klinkt nogal utopisch, en het plan komt dan ook uit een nogal utopistische hoek. In de jaren ’90 was een enthousiaste club pleitbezorgers—die vooral bestond uit doorgewinterde socialisten en enkele zweverige academici—er flink mee bezig, en kwam het af en toe in het nieuws. Destijds had de politiek weinig interesse. Enkele liberale politici voelden wel wat voor een onderzoekje naar zo’n idee, maar die dachten aan een basisinkomen van misschien eens honderd gulden per maand. De activisten van de Vereniging Basisinkomen dachten eerder aan een “leefloon” van een paar duizend gulden, en daar had de politiek geen behoefte aan.
Maar nu is het idee opeens terug. Niet alleen in Nederland, maar op veel plaatsen in de Westerse wereld. De afgelopen maanden steekt het basisinkomen met toenemende frequentie de kop op. In links-liberale, progressieve kringen zijn steeds meer voorstanders te vinden. De jongerenbewegingen van GroenLinks en D66 zijn uitgesproken voorstanders. Ook de internetactivisten van de PiratenPartij vinden het een aantrekkelijk idee. Inmiddels heeft D66 zelf aangekondigd dat de partij een onderzoek naar het basisinkomen zeker ziet zitten. Een dooie mus van twintig jaar geleden blijkt opeens weer springlevend.